Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA4775

Datum uitspraak1999-09-03
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
ZaaknummersR98/128HR
Statusgepubliceerd


Uitspraak

3 september 1999 Eerste Kamer Rek.nr. R98/128HR Hoge Raad der Nederlanden Beschikking in de zaak van: [de vrouw], wonende te [woonplaats], VERZOEKSTER tot cassatie, advocaat: mr B.B. Jagt, t e g e n [de man], wonende te [woonplaats], VERWEERDER in cassatie, advocaat: mr T.H. Tanja-van den Broek. 1. Het geding in feitelijke instanties Met een op 26 maart 1997 gedateerd verzoekschrift heeft verweerder in cassatie - verder te noemen: de man - zich gewend tot de Rechtbank te Rotterdam en verzocht haar beschikking van 23 mei 1995 in dier voege te wijzigen dat met ingang van 1 maart 1997 de daarin vastgestelde bijdrage in het levensonderhoud van verzoekster tot cassatie - verder te noemen: de vrouw - ten bedrage van ƒ 1.550,-- per maand op nihil wordt gesteld, althans op een zodanig lager bedrag en met ingang van zodanige datum als de Rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren. De vrouw heeft het verzoek bestreden. De Rechtbank heeft bij beschikking van 6 oktober 1997 haar beschikking van 23 mei 1995 in dier voege gewijzigd dat de daarbij aan de man opgelegde uitkering tot levensonderhoud van de vrouw voor de periode van 1 maart 1997 tot 1 mei 1997 wordt bepaald op nihil en met ingang van 1 mei 1997 op ƒ 500,-- per maand, en het meer of anders verzochte afgewezen. Tegen deze beschikking heeft de vrouw hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waarna de man incidenteel hoger beroep heeft ingesteld. Bij beschikking van 17 juli 1998 heeft het Hof voormelde beschikking van de Rechtbank, voor zover die de alimentatie voor de vrouw over het tijdvak sedert 1 mei 1997 betreft, vernietigd en, in zoverre opnieuw beschikkende, de alimentatie van de man voor de vrouw op nihil, op zijn minst voor de tijd van drie jaren met ingang van 1 mei 1997, bepaald, het in hoger beroep meer of anders verzochte afgewezen, en de bestreden beschikking voor het overige bekrachtigd. De beschikking van het Hof is aan deze beschikking gehecht. 2. Het geding in cassatie Tegen de beschikking van het Hof heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit. De man heeft verzocht het beroep te verwerpen. De conclusie van de Advocaat-Generaal Hartkamp strekt tot verwerping van het beroep. 3. Beoordeling van de middelen De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 101a RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. 4. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep. Deze beschikking is gegeven door de vice-president Roelvink als voorzitter en de raadsheren Herrmann en De Savornin Lohman, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer Heemskerk op 3 september 1999.